Menselijke monogamie gerangschikt: waar we staan tussen de zoogdieren

0
4

Nieuw onderzoek plaatst mensen stevig in de toplaag van monogame zoogdieren, ondanks culturele verschillen in paringspraktijken. Een studie onder leiding van de Cambridge-antropoloog Mark Dyble beoordeelde reproductiepatronen tussen soorten door de relaties tussen broers en zussen te analyseren – met name het aandeel volle versus halfbroers en zussen. De resultaten laten zien dat mensen op de zevende plaats staan van de 35 soorten, waarbij grofweg 66% van de nakomelingen dezelfde twee biologische ouders deelt.

De ‘monogamieschaal’ uitgelegd

De methode van Dyble is een nieuwe benadering voor het meten van monogamie. Traditionele beoordelingen zijn vaak gebaseerd op gedragsobservatie, wat subjectief kan zijn. In plaats daarvan gebruikt deze studie genetische gegevens uit archeologische monsters en etnografische gegevens om de frequentie van volledige broer-zusrelaties te bepalen. Dit biedt een objectievere maatstaf voor het vergelijken van monogame neigingen tussen soorten.

De studie vergeleek gegevens van oude menselijke resten (uit Europa en Azië) met genetische gegevens van 34 andere zoogdieren. De meest opvallende bevinding is dat de aantallen menselijke monogamie aanzienlijk overlappen met die van andere sociaal monogame soorten zoals stokstaartjes en Euraziatische bevers.

Menselijk gedrag versus andere zoogdieren

Mensen scoorden hoger dan veel verwanten van primaten, waaronder gorilla’s (6% volledige broers en zussen) en chimpansees (4%), die zeer promiscue paringsgedrag vertonen. Zelfs dolfijnen delen een vergelijkbaar niveau van niet-monogamie met chimpansees. De Californische hertenmuis stond bovenaan de lijst met 100% volle broers en zussen, terwijl de Afrikaanse wilde hond (85%) en de Damaraland-molrat (79,5%) ook hoog scoorden.

Dyble merkt op dat menselijke monogamie waarschijnlijk is voortgekomen uit flexibelere paringssystemen, waardoor het een ongebruikelijke overgang is in de zoogdierwereld. Dit suggereert dat een unieke combinatie van sociale en genetische factoren de verschuiving naar langdurige partnerschappen heeft veroorzaakt.

De grenzen van genetische gegevens

De studie erkent de beperkingen van het uitsluitend vertrouwen op genetische gegevens. Geboortebeperking, culturele normen en niet-geregistreerde zaken hebben allemaal invloed op de nauwkeurigheid van deze statistieken. Genealogische studies zijn ook afhankelijk van de informatie die individuen willen delen. Het onderzoek houdt geen rekening met niet-voortplantende ontmoetingen of polygame relaties waarbij meerdere partners openlijk worden erkend.

Het algemene patroon suggereert echter dat mensen monogaam zijn dan de meeste zoogdieren, zelfs als rekening wordt gehouden met culturele variabiliteit. De dominantie van parenbinding bij het grootbrengen van nakomelingen lijkt een bepalend kenmerk van onze soort te zijn.

De volledige ranglijst van de studie toont de diversiteit aan paringsstrategieën in het dierenrijk aan. De resultaten onderstrepen de evolutionaire krachten die monogamie vormgeven en waar mensen passen in de bredere context van de natuurlijke wereld.

Попередня статтяOpwarming van de Noordpool: onomkeerbare veranderingen, zelfs met CO2-reductie
Наступна статтяErnstige griepgolf in heel Europa zet gezondheidszorgsystemen onder druk