Lange tijd werd het vermogen om kunst te maken gezien als een bepalend kenmerk van onze soort, Homo sapiens. De ontdekking van oude grotschilderingen in Europa tijdens het Boven-Paleolithicum (45.000 tot 12.000 jaar geleden) bevestigde dit beeld. Maar hoe zit het met de Neanderthalers, onze nauwste uitgestorven verwanten die ongeveer 400.000 tot 40.000 jaar geleden naast ons in Eurazië leefden? Waren zij ook in staat tot artistieke expressie?
Hoewel aanvankelijk werd betwijfeld of Neanderthalers de cognitieve complexiteit voor kunst bezaten, schetsen recente ontdekkingen een ander beeld. We weten nu dat ze kunst hebben gemaakt, maar niet in de vorm van uitgebreide figuratieve afbeeldingen van dieren of mensen zoals die gevonden worden in de Homo sapiens-grotten. In plaats daarvan bestaat het Neanderthaler-kunstwerk voornamelijk uit handstencils die zijn gemaakt door pigment over hun handen te blazen, vingercannelures (indrukken achtergelaten door vingers die in zachte oppervlakken worden gedrukt) en geometrische markeringen.
Het bewijsmateriaal voor de Neanderthalerkunst stapelt zich gestaag op.
Verschillende grotten in Spanje – La Pasiega, Maltravieso en Ardales – bevatten voorbeelden van lineaire tekens, geometrische vormen, handstencils en handafdrukken gemaakt met pigmenten. Een andere opmerkelijke plek is de La Roche Cotard-grot in Frankrijk, waar de Neanderthalers een verscheidenheid aan lijnen en vormen achterlieten door middel van vingerribbels op de grotwanden. Als aanvulling op deze groeiende hoeveelheid bewijsmateriaal ontdekten onderzoekers diep in de Bruniquel-grot in het zuidwesten van Frankrijk een opmerkelijke opstelling: Neanderthalers hadden opzettelijk stalactieten in gelijke lengtes afgebroken en er een ovale muur van gemaakt. Bovenop deze constructie werden vervolgens branden gebouwd. Deze ongebruikelijke constructie, die doet denken aan moderne kunstinstallaties, daagt conventionele opvattingen over het gedrag van Neanderthalers uit.
Dating de kunst: een cruciale uitdaging
Het bepalen van de precieze ouderdom van paleolithische grotkunst is echter notoir moeilijk en vaak controversieel onder archeologen. Hoewel stilistische vergelijkingen met gedateerde artefacten ruwe schattingen kunnen opleveren, vereist het bevestigen van de absolute ouderdom van deze kunstwerken rigoureuzere methoden.
Gelukkig hebben de ontwikkelingen op het gebied van dateringstechnieken cruciale inzichten opgeleverd. Eén methode is gebaseerd op houtskoolpigmenten die met koolstofdatering kunnen worden gedateerd om het tijdstip vast te stellen waarop het hout dat voor de houtskool werd gebruikt, stierf. Niet alle zwarte pigmenten zijn echter afkomstig van houtskool; velen zijn afkomstig van mineralen zoals mangaan, waardoor ze met deze techniek niet detecteerbaar zijn. Een andere beperking is dat de ouderdom van de houtskool niet noodzakelijkerwijs overeenkomt met de exacte datum waarop deze als pigment in het kunstwerk werd gebruikt.
Een tweede methode richt zich op calcietstenen (stalactieten en stalagmieten) die zich in de loop van de tijd vormen, waardoor een laag boven het kunstwerk ontstaat. Door het verval van uranium tot thorium binnen deze formaties te meten, kunnen wetenschappers de minimumleeftijd van de onderliggende kunst vaststellen. Deze techniek speelde een sleutelrol bij het aantonen dat handsjablonen, stippen en kleurwassingen gevonden in de eerder genoemde Spaanse grotten minstens 64.000 jaar oud zijn. Belangrijk is dat dit hen ruim 22.000 jaar vóór de aankomst van Homo sapiens op het Iberisch schiereiland plaatst.
De betekenis van Neanderthalerkunst
De datering van deze artefacten, gekoppeld aan de consistente aanwezigheid van Midden-Paleolithische gereedschappen (typisch voor Neanderthalers) in alle drie de grotten, suggereert sterk dat Neanderthalers de makers van dit oude kunstwerk waren.
Hoewel de precieze betekenis en het doel achter deze markeringen open blijven voor interpretatie, stellen ze verouderde stereotypen over Neanderthalers als louter brute ‘holbewoners’ ter discussie. Dit bewijsmateriaal wijst in de richting van een dieper niveau van cognitieve verfijning en symbolische expressie binnen hun cultuur. Het suggereert dat ze zich bewust waren van zichzelf in hun omgeving en mogelijk zelfs bezig waren met abstracte ideeën of ingebeelde rijken.
Verdere ontdekkingen in de komende jaren beloven nog meer licht te werpen op dit fascinerende aspect van het gedrag van Neanderthalers, en uiteindelijk ons begrip van het complexe tapijt van de menselijke evolutie en de oorsprong van de creativiteit zelf te verrijken.





































































